VoltH2 realiseert groene waterstoffabriek in North Sea Port

VoltH2 bouwt een groene waterstoffabriek in North Sea Port in Vlissingen. De fabriek wordt voorzien van opslag-, tank- en distributiemogelijkheden.

Het Nederlandse VoltH2 richt zich op de ontwikkeling van infrastructuurprojecten rondom groene waterstof in Noord-West Europa. Het bedrijf ontwikkelt hierbij locaties die de verticale integratie van de productie, opslag en distributie van groene waterstof ondersteunen. Het project in Vlissingen is het eerste project van VoltH2.

Uitbreidbaar tot 100MW

Met behulp van een elektrolyse-eenheid van 25MW wil VoltH2 in de fabriek jaarlijks tot 3,6 miljoen kg groene waterstof produceren. De fabriek kan worden uitgebreid tot een capaciteit van 100MW, waarmee een potentiële productie van 14,4 miljoen kg groene waterstof per jaar mogelijk is. Op zijn website schrijft VoltH2 dat de locatie ‘groot genoeg is voor een toekomstige uitbreiding van een initiële 10-25MW fabriek naar honderden MW’s’.

Het Nederlandse bedrijf investeert in de eerste fase van de bouw 35 miljoen euro in de fabriek. In de jaren die volgen loopt de investering op tot meer dan 100 miljoen euro.

Opslag van windenergie

De fabriek wordt voorzien van een geïntegreerde opslag voor waterstof. Deze opslag kan onder meer worden gebruikt voor energieopslag op momenten dat windmolenparken meer energie produceren dan de vraag vereist. Uit deze overtollige energie kan waterstof worden geproduceerd, die kan worden opgeslagen. Deze waterstof kan vervolgens worden ingezet om extra energie aan het energienetwerk te leveren op momenten dat de vraag de productie overschrijdt.

Ook wordt in de toekomst bij de fabriek een waterstoftankstation gerealiseerd voor onder meer vrachtwagens, bussen en schepen. Daarnaast wil VoltH2 waterstof via de weg, het spoor en waterwegen leveren en distribueren naar tankstations in de ruimere omgeving en naar het gasnetwerk.

North Sea Port

Als voordeel van Nord Sea Port noemt VoltH2 de afstand van minder dan 3.000 meter naar het hoogspanningsnetwerk van Tennet. Ook zijn hier de zeekabels van het Orsted windmolenpark verbonden met het 380KV netwerk. De fabriek ligt daarnaast op 500 meter afstand van het

Daarnaast wordt de fabriek gerealiseerd naast de bestaande Sloe-gascentrale en in de directe omgeving van industriële bedrijven die naar verwachting in de toekomst groene waterstof zullen gebruiken. Deze partijen kunnen de groene waterstof mengen met aardgas of in de toekomst volledig overstappen op groene waterstof.

Energietransitie

“De idee van het gebruik van beschikbare commerciële groene waterstof is één van de sleutels in de wereldwijde energietransitie om het gebruik van fossiele brandstoffen te beperken en wordt nu snel een economische realiteit. De COVID-19 crisis brengt de focus naar een CO2-vrije economie nu we zien hoe snel de natuur positief reageert op de vertraging van de economische activiteit”, aldus Jurres.

Daan Schalck, CEO North Sea Port: “Deze investering van VoltH2 in een groene waterstoffabriek sluit aan bij de energietransitie waar North Sea Port met heel wat partners op inzet. De haven kan zich hiermee eveneens verder ontwikkelen als Energy Port. De centrale maakt het ook mogelijk om North Sea Port verder uit te bouwen als multimodale haven door het transport van waterstof via de weg, het spoor en over het water.”

Gesprekken met potentiële klanten

“VoltH2 heeft reeds gesprekken met partijen over de levering van groene stroom naar de site, met inbegrip van afnamecontracten op lange termijn. Andere potentiële partners die groene waterstof voorzien in hun toekomstige behoeften zijn steeds welkom”, aldus Jurres.

“Met de ondertekening van deze overeenkomst met North Sea Port voor onze eerste site in Vlissingen geven we het startschot voor de uitbouw van VoltH2”, zegt André Jurres, oprichter en Algemeen Directeur van het bedrijf. “Wij danken North Sea Port voor de samenwerking en ondersteuning in deze voorbereidende fase zodat we deze eerste stap kunnen nemen in de ontwikkeling van een groenewaterstofhub in Vlissingen.”

Auteur: Wouter Hoeffnagel