Het kabinet zet in op de verdere verduurzaming van de industrie. Zo heeft het kabinet de CO2-heffing aangescherpt en voert het een minimum CO2-prijs in voor de industrie. Ook gaan bestaande subsidies voor de verduurzaming van de industrie en het midden- en kleinbedrijf (mkb) op de schop. Daarnaast wil het kabinet bindende maatwerkafspraken maken met de 20 grootste industriële uitstoters van broeikasgassen.
Nederland kent grote ambities op klimaatgebied. Dat is ook van invloed op de verduurzaming van de industrie. Deze verduurzaming is door de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne nog belangrijker geworden. Zo kunnen verstoringen van de aanvoer van energie, grondstoffen en producten de industrie kwetsbaar maken. De overheid wil daarom de afhankelijkheid van het buitenland wat betreft energievoorziening afbouwen. De industrie moet hiervoor ruim 20 megaton CO2 per jaar minder uitstoten, met als doel 60% minder emissies dan in 1990. Dat is 5 tot 5,9 megaton meer dan in het Klimaatakkoord was afgesproken.
Voor deze verduurzaming zet het kabinet in op vier lijnen. Zo wil het kabinet de beoogde CO2-reductie borgen door te normeren en beprijzen. Onder meer een aanscherping van de CO2-heffing en de invoering van een CO2-minimumprijs staan op de planning. De CO2-heffing voor de industrie is ontwikkeld om zekerheid te creëren over de realisatie van de gewenste CO2-reductie. In een Kamerbrief schrijft minister van Economische Zaken en Klimaat Micky Adriaansens dat de heffing ‘de industrie een consistente prijsprikkel voor verduurzaming en vormt een voorspelbare basis voor het plannen van verduurzamingsinvesteringen.’ Van de geplande 5 tot 5,9 Mton per jaar additionele CO2-reductie is 4 Mton per jaar via de CO2-heffing geborgd.
In het Coalitieakkoord is daarnaast afgesproken om een CO2-minimumprijs voor de industrie in te voeren. Deze prijs heeft net als voor elektriciteitsopwekking niet als doel inkomsten te genereren voor de Staat. Het moet een stabiel prijssignaal aan bedrijven geven waarmee zij rekening kunnen houden bij hun investeringen. Het kabinet onderzoekt of er draagvlak is bij andere EU-lidstaten voor de invoering van een dergelijke minimumprijs. De aangescherpte CO2-heffing en de CO2-minimumprijs worden op dit moment
uitgewerkt.
Aanpassing Energiebelasting en Opslag Duurzame Energie- en Klimaattransitie
Het kabinet wil bedrijven stimuleren tot het verminderen van hun aardgasverbruik. En de overstap te maken naar duurzame elektriciteit voor hun energievoorziening. In het Coalitieakkoord zijn met het oog daarop aanpassingen aangekondigd in de Energiebelasting (EB) en de Opslag Duurzame Energie- en Klimaattransitie (ODE). Zo verhoogt het kabinet de EB op aardgas voor grotere verbruikers, terwijl het de ODE op elektriciteit verlaagt. Hiermee wil het kabinet een verduurzamingsprikkel realiseren. Het kabinet werkt deze aanpassingen momenteel uit.
De vrijstelling en teruggaafregeling in de energiebelasting voor aardgas en elektriciteit voor metallurgische en mineralogische procedés eindigt op 1 januari 2025 . Deze sectoren krijgen hiermee extra prikkels om energie te besparen, stelt minister Adriaansens. Met deze maatregelen wil de minister de energiebelasting beter in lijn brengen met de voorstellen uit het EU Fit-For-55 pakket.
Tot slot scherpt het kabinet de energiebesparingsplicht aan. Deze verplicht bedrijven om energiebesparingen met een terugverdientijd van minder dan vijf jaar uit te voeren. Het kabinet breidt de energiebesparingsplicht in 2023 uit naar ETS- en vergunningsplichtige bedrijven. Ook gaat de Erkende Maatregelenlijst op de schop. Dit moet het voor bedrijven duidelijk maken welke maatregelen voor hen verplicht zijn. Ook worden extra middelen ingezet voor toetsing en handhaving.
De overheid wil bedrijven die willen verduurzamen ook ondersteunen en faciliteren. Zo wil het kabinet zorgen dat de verduurzaming hier gebeurt en emissies en bedrijvigheid niet ‘weglekken’ naar het buitenland. De overheid zet hiervoor in op subsidies voor verduurzaming en innovatie. Ook richt het zich op het tijdig beschikbaar maken van hernieuwbare energie en de daarvoor benodigde infrastructuur.
Diverse regelingen zijn beschikbaar ter stimulatie van verduurzaming. Denk hierbij aan de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++), de Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+), de Versnelde Klimaatinvestering en Industrie (VEKI), de Topsector Energie Studies (TSE), Energie Investeringsaftrek (EIA), Milieu Investeringsaftrek (MIA) en Willekeurige Afschrijving Milieu Investeringen (VAMIL). Het kabinet optimaliseert deze regelingen verder voor onder andere circulaire economische investeringen die bijdragen aan CO2-reductie.
Concreet gaat het om:
Ook wijst minister Adriaansens op de Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI), wat een aanvulling vormt op de SDE++. “De NIKI regeling zal omvangrijkere duurzame investeringen, waarin deze technieken worden toegepast, met een subsidie voor de aanloopjaren ondersteunen. Momenteel wordt aan (concept) wetsteksten, informele consultatie bij industriële partijen en het notificatieproces in Brussel gewerkt, waarna de regeling ter goedkeuring aan uw Kamer kan worden voorgelegd. De planning is er op gericht dat de NIKI in het eerste kwartaal van 2023 kan worden gepubliceerd, waarna een eerste openstelling plaats kan vinden”, schrijft de minister in een Kamerbrief.
Ook versterkt het kabinet het regie op duurzame infrastructuur en versnelt het de realisatie van deze infrastructuur . Het kabinet voert regio op infrastructuurprojecten van nationaal belang via het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Klimaat (MIEK). Het MIEK-projectenoverzicht is in november aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit overzicht laat echter over de volle breedte van projecten een gat zien tussen de gewenste realisatiedata van de industriële clusters en de voorlopige geplande ingebruiknamedata van netbeheerders. Onder meer doorlooptijden van procedures, stikstof en voldoende uitvoeringscapaciteit staan een snelle realisatie in de weg. Het kabinet wil deze belemmeringen wegnemen. Het Programma Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI) werkt daarnaast samen met industrie, netbeheerders, energieproducenten en mede-overheden aan mogelijkheden om de gewenste realisatiedata van de industrie en de geplande ingebruiknamedata van infrastructuur dichter naar elkaar te brengen.
Het kabinet zet ook in op maatwerkafspraken met groot uitstoters en het verduurzamen van het mkb. De 20 grootste uitstoters waren in 2019 goed voor 33,2 Mton van de totale industriële broeikasgas uitstoot van 54,6 Mton. Ook veroorzaakten zij 9,7 Mton directe emissies, die zijn gerapporteerd onder de energiesector. Minister Adriaansens wil samen met deze groep vormgeven aan fundamenteel nieuwe duurzame technologieën. En afspraken maken over een programma voor snellere en ambitieuzere CO2-reductie. De focus ligt hierbij op maatwerk, waarmee de minister het CO2-reductiepotentieel maximaal wil benutten en de impact op de leefomgeving wil minimaliseren.
De minister wil met de 20 grootste uitstoters bindende afspraken maken over de realisatie van extra CO2-reductie. Ook gaat minister Adriaansens afspraken maken over de lange termijn verduurzamingsplannen voor klimaatneutrale en circulaire productie, evenals projecten die kunnen leiden tot grootschalige technologie doorbraken.
“Bij maatwerkafspraken is wederkerigheid het uitgangspunt. Voor de overheid
betekent dit dat we bereid zijn afspraken te maken over ondersteuning bij het
realiseren van financiering, versnellen van kritische infrastructuur, het faciliteren van snelle en efficiënte vergunningverlening, het wegnemen van onnodige barrières in wet- en regelgeving en het ondersteunen van markten voor nieuwe duurzame energiedragers, grondstoffen en circulaire producten. We houden daarbij rekening met de samenhang van bedrijven in industrieclusters”, schrijft de minister.
Ook wordt ingezet op het verduurzamen van het mkb. Hiervoor wil het kabinet het mkb ondersteuning bij de klimaat- en energietransitie. “Het industrieel mkb kan, naast de CO2-reductie door middel van maatregelen onder de eerder genoemde energiebesparingsplicht, significante CO2-reducties realiseren met meer ingrijpende aanpassingen aan productieprocessen die een terugverdientijd van meer dan 5 jaar hebben”, schrijft de minister in de Kamerbrief.
Wel zijn hiervoor diverse randvoorwaarden noodzakelijk. Denk hierbij aan de toegang tot infrastructuur, betaalbare duurzame energie en financiering, wet- en regelgeving, R&D-ondersteuning en beschikbaarheid van geschoold personeel. Door in te zetten op het creëren van deze randvoorwaarden wil minister Adriaansens mkb-bedrijven ondersteunen bij hun verduurzaming.
Tot slot wil het kabinet de circulaire economie stimuleren. Het Coalitieakkoord omvat onder meer een ambitieus klimaatdoel voor de circulaire economie en de realisatie van een bijbehorende uitvoeringsprogramma. De minister noemt het gebruiken van minder nieuwe grondstoffen en hergebruiken van grondstoffen evenals het vervangen van fossiele grondstoffen door hernieuwbare grondstoffen essentieel voor de industriële verduurzaming en verminderen van de CO2-reductie in Nederland.
Binnen dit stimuleringsbeleid is ruimte voor circulaire investeringen die leiden tot CO2-reductie. In het uitvoeringsprogramma worden verbeteringen aan subsidieregelingen voor grootschalige circulaire projecten opgenomen. Ook werkt het kabinet aan een beleidspakket met normerende, beprijzende en stimulerende maatregelen.
Meer informatie is beschikbaar in de Kamerbrief die minister Adriaansens naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. De Kamerbrief is hier beschikbaar.
Auteur: Wouter Hoeffnagel
Foto: jarmoluk via Pixabay